![]() |
rechts Ton Verstegen |
In die jaren woedt in mijn dorp een
ware beeldenstorm. De heiligenbeelden worden door onze ouders uit het
voorhuis gehaald en stukgeslagen. Wij kinderen gebruiken de armen,
benen en torso's als krijtje. Overal verschijnen op speelplaatsen en
straten de hinkelvakken. Ik doe er volop aan mee maar ben ook
verbaasd. Hoe kunnen mijn ouders die dit alles in huis haalden er zo
makkelijk afstand van doen? Het geeft ook een gevoel van bevrijding.
Als onze zorgelijke ouders de dingen gaan stukslaan dan is er iets
aan het veranderen.
De nieuwe tijd woelt beslist meer in
mijn moeder dan in mijn vader. Er speelt zich in huis een stille
strijd af in de halfduistere ruimte tussen voor- en achterhuis. Mijn
moeder ziet nauwgezet toe dat mijn vader en zijn ongetrouwde broer
die bij ons inwoont er hun klompen en vuile kleren achterlaten voor
zij het voorhuis betreden. Zij is de hoedster van een drempelruimte:
tussen werk en rust, vuil en schoon, doordeweeks en zondags. Zij
droomt van een modern voorhuis zonder stof en vuil, goed verlicht tot
in alle hoeken. De duistere houten schappen maken plaats voor een
lichte betegelde gang, een douche en een spiegel met wasbak. Mijn
vader en zijn broer weten dat ze aan de verliezende hand zijn. Ze
bieden alleen nog lijdzaam verzet. Na de oogst speuren ze omstandig
het veld af op zoek naar achtergebleven aren.’Spiertjesrapers’
foetert mijn moeder.
Ik heb een foto uit 1951 van de
jongensschool met alle klassen en onderwijzers erop. Ik zit op de
eerste rij, armen keurig over elkaar, de haren netjes gekamd. Tot
zover niets bijzonders. Maar ik heb witte linnen schoentjes aan. Een
dandy van vijf. Nooit zal ik het weten. Is de foto van voor of na de
brand? Die witte schoentjes, waren ze de beloning voor mijn bijdrage
aan de wederopbouw? Was ik moeders kleine helper in haar project van
de vooruitgang? Of zijn de schoentjes in de brand omgekomen, net als
de twee witte konijnen op hun balk in de hooischuur?
Ik stijg op in de warme lucht. Hoog
zweef ik boven het dorp. Vlak langs de kerktoren. Diep beneden zie ik
de huizen en de mensen. Het brandende achterhuis. Mijn broer. De
pastoor. En mijn moeder op de fiets terug naar huis. Het nieuws van
de brand komt haar als een lopend vuurtje tegemoet.
Ton Verstegen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.